Sinds 1981 wordt elk jaar naar lengte en gewicht van de Nederlandse bevolking gevraagd in de Gezondheidsenquête. Met de Body Mass Index (BMI) kan berekend worden of iemand overgewicht heeft. Dit is het gewicht in kilogram, gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters. Een volwassene heeft overgewicht bij een BMI van 25 of hoger. Een BMI van 25 tot 30 wordt matig overgewicht genoemd.
Bij een BMI van 30 of hoger heeft iemand ernstig overgewicht, oftewel obesitas. Obesitas wordt onderverdeeld in drie klassen: BMI 30 tot 35 (klasse 1), BMI 35 tot 40 (klasse 2) en BMI 40 of hoger (klasse 3). Deze laatste wordt ook morbide obesitas genoemd.
Vaakst klasse 1 obesitas
Van de drie vormen van obesitas komt klasse 1 het vaakst voor. In 1981 had 4 procent van de 20-plussers klasse 1 obesitas, in 2023 was dit 12 procent. In 2023 had 3 procent van de 20-plussers obesitas klasse 2, en 1 procent had morbide obesitas (klasse 3).
Daarnaast heeft 35 procent van de 20-plussers matig overgewicht. In 1981 was dit 28 procent. In totaal had 51 procent van alle Nederlanders vanaf 20 jaar overgewicht, waar dit begin jaren tachtig 33 procent was. Het aandeel mensen met obesitas is sterker gestegen dan het aandeel mensen met matig overgewicht.
In Nederland minder obesitas dan in meeste EU-landen
Ruim de helft van de volwassenen in de Europese Unie (EU) had in 2019 overgewicht. Gemiddeld had 36 procent matig overgewicht, en 17 procent obesitas. In Nederland had in 2019 15 procent van de 18-plussers obesitas. Alleen in Roemenië, Italië en Bulgarije was het aandeel volwassenen met obesitas lager. In Malta, Hongarije en Kroatië was het aandeel mensen met obesitas het hoogst.
3 procent van volwassenen met obesitas vindt lichaamsgewicht goed
In het onderzoek Belevingen is gevraagd wat mensen van hun eigen lichaamsgewicht vinden. Hieruit blijkt dat van de 18-plussers met obesitas 27 procent zichzelf een beetje te zwaar vindt. 47 Procent vindt zichzelf te zwaar, en 23 procent vindt zichzelf veel te zwaar. 3 procent vindt hun lichaamsgewicht goed.
Van de 18-plussers met matig overgewicht vindt 22 procent hun eigen lichaamsgewicht goed, en van de volwassenen met een normaal gewicht vindt 65 procent hun gewicht goed.